Artikel.nl




Editorial Approved Badge

Als gedachten: De ontsnapping

Het gebeurt soms wel eens dat je wakker komt en het eerste moment niet weet waar je bent, dat je gedachten je parten spelen...

Geschreven door Rudi Lejaeghere
Gepubliceerd op: 10 juni 2021
6
80
7
Foto Pixabay
Foto Pixabay
Het is me allemaal onbekend. De omgeving zegt me niets, de mensen nog minder. Het enige dat ik weet, is dat ik moet ontsnappen. Ik voel de dreiging in mijn hoofd. Mijn gedachten malen als een molensteen en ik voel me gevangen.

Ik zie op z’n minst twee bewakers. Twee stoere manspersonen die van cel naar cel wandelen om te controleren of de gevangenen zich wel aan de regels houden. Maar wat zijn die regels?
Moet ik op mijn brits blijven liggen of moet ik rechtstaan als ze aan de deur komen? Het angstzweet breekt me uit en mijn keel wordt droog. Ik heb een vluchtreflex maar waar moet ik naartoe? De enige uitweg uit deze ruimte is een deur, maar waar leidt die naartoe?
Voetje voor voetje schuifel ik naar de deuropening terwijl ik onophoudelijk slik. Zouden ze het gehoord hebben of hoor ik het enkel in mijn eigen geest hoe de paniek naar mijn keel grijpt.
Ik wil schreeuwen maar er komt geen enkel geluid uit mijn mond. Ik sta te gapen als een vis op het droge. Mijn hand strekt zich naar de deurpost. Een redding voor mijn wankele benen. Hoe komt het dat ik zo zwak ben. Ik sta te beven als een riet.
Langzaam, voetje voor voetje, centimeter na centimeter schuif ik naar voren, tot ik mijn hoofd half buiten kan steken en vlug loer ik even om de hoek naar links en rechts.
Rechts loopt een gang en aan beide zijden zijn nog meer cellen. Nu hoor ik het ook! Er wordt gegild. Verschillende stemmen schreeuwen door elkaar. Worden ze misschien gemarteld. De deuren van hun cel zijn allemaal toe. De mijne is open?
Is het een val, laten ze een worteltje voor de ezel hangen, zodanig dat ik zou ontsnappen en dan pats! Op het moment dat ik juist denk in vrijheid te zijn, zouden ze me bij mijn lurven pakken. Misschien, misschien niet.

Links was een grotere ruimte, waar een vrouw in papieren zat te schrijven. Ik trek vlug mijn hoofd terug naar binnen want ze kijkt juist in mijn richting. Zou ik nog eens durven? Ja, het moet. Juist als ik kijk, staat de vrouw recht en neemt een doosje en een appel mee en verdwijnt uit mijn zicht. Die gaat lunchen, denk ik. Nou ja, ik veronderstel dat zelfs cipiers moeten eten. Ik kijk terug naar rechts en naar links en zie niemand meer. Zouden ze allemaal hun lunch aan het binnen slokken zijn? Zou ik het wagen?
Stiller nog dan stil ga ik de gang op. Ik durf de gesloten deuren niet opendoen, trouwens hoe zou ik dat doen, ik heb geen sleutels. Ik heb amper kleren aan als ik me in een spiegel zie die zich in dezelfde ruimte bevindt waar de vrouw voorheen zat te schrijven. Dat was nog eens een goed middel om te voorkomen dat je zou vluchten. Dit was allemaal zo onwerkelijk. Droomde ik misschien?

Ik schreeuw bijna wanneer ik mezelf knijp om het zeker te weten. Dat zou pas stom zijn geweest. Dan kan ik evengoed roepen: “Hé, klungels, ik ben aan het ontsnappen!”

Aan het eind van de ruimte zit een dubbele deur. Ik probeer met lichte druk om die te openen. Ja, wat denk je, die zit natuurlijk op slot. Ik heb een pas nodig voor het elektronisch slot te openen. Vreemd, maar dat herinner ik mij, ik had het nog zien doen.

Er is een klein venstertje in het midden van die deur en ik kijk even stiekem wat er daar achter gebeurt. Ja, het is inderdaad lunchtijd. Een vijftal mensen zit daar lusteloos aan evenveel verschillende tafeltjes te eten. Die zien er ook niet echt sociaal uit, maar ja, het gevangenisleven kruipt waarschijnlijk in je kleren na een tijdje, tenminste als je genoeg kleren aanhebt, dus niet zoals bij mij.

Hoe geraak ik daar voorbij. Maar waar moet ik uiteindelijk naartoe. Wie zou me komen halen? Juist! Wie? Ik ken niemand, althans niet hier. Julia, mijn vrouw, zou wel weten wat er gebeurd was, maar ik heb geen mobieltje bij me. Waar zou ik het steken, ik heb amper kleren aan en vest- of broekzakken kennen ze hier ook al niet.
Ik zie rechts van mij een deur waarop ‘vestiaire’ staat geschreven. In mijn gedachten gaat er plots een lampje branden. Ik spoed mij in de ruimte waar het vol hangt met allerhande klederen. Ik zie een uniform zoals de bewakers dragen en het volgende moment ben ik mij aan het vermommen. Een geluk bij een ongeluk vind ik een pas in een van de vestzakken. Nu weet ik ook hoe ik de deur open kan krijgen.

Ik mag geen aandacht trekken en gewoon voorbij lopen zonder iets te zeggen naar de andere deur op het einde van de lunchruimte. Hoe moeilijk kan het zijn.
Het is vreemd om zo opgekleed te zijn. Ik begin al te zweten, maar het kan ook van de spanning zijn die door mijn keel giert. Gewoon doen, verman ik mezelf!

De deur gaat vanzelf open nadat ik mijn pas over het rode lichtje heb gezwaaid en nadat het miraculeus in groen veranderd. Groen van vrijheid!

Juist als ik bijna voorbij ben, kijkt er iemand op en ik doe moeite om niet naar hem te kijken, maar het is sterker dan mezelf. Ik lach naar hem alsof ik hem al jaren ken.

“Emil, Emil,” sust de man gemoedelijk terwijl hij recht komt en naar mij toestapt.
Ik stok in mijn beweging en begin te beven. Betrapt.

“Wat heb je nu weer gedaan, Emil? Je hebt je eigen kleren niet meer aan, hoe kan dat nu?”
De cipier kijkt verwonderd rond en ziet dan boos naar een andere man die ondertussen heel rood geworden is.

“Ik heb waarschijnlijk vergeten de deur van zijn kamer te sluiten toen ik er de laatste keer was, chef,” zegt de beschaamde man.

De chef zucht. “Oké, gelukkig dat we het op tijd zagen. Emil mag niet op straat gaan zwerven, hij zou er nog meer van in paniek geraken. Ja, Alzheimer is wreed, dat is nu al de derde keer deze week dat hij probeert weg te lopen. Jammer toch dat mensen zo’n dwanggedachten krijgen.”

Ik begreep het niet, ik begrijp er eigenlijk niets van. Wie is die gast die ze Alzheimer noemen.

“Ik wil niet naar die Alzheimer,” roep ik, “ik wil naar Julia, mijn vrouw!”
De chef schud vermoeid zijn hoofd: “Maar Emil toch, Julia is al tien jaar overleden, dat wist je gisteren nog.”

Ik voel de tranen langs mijn wangen stromen. Julia is dood?
6
Geschreven door Rudi Lejaeghere
Gepubliceerd op: 10 juni 2021
6
80
7

Comments

  • 25 juli
  • 1
Mooi geschreven . Alzheimer is erg ...
  • 25 juli
1
  • 14 juli
  • 0
Mooie opbouw en een intrieste ontknoping die nog geen einde kent.
  • 14 juli
0
  • 13 juli
  • 0
Hoe triest, het was spannend om te lezen, maar de laatste alinea is onthutsend, pijnlijk en triest.
  • 13 juli
0
  • 17 juni
  • 1
Aangrijpend, om het ook eens van deze kant te lezen
1
  • 21 juni
  • 0
Dankjewel voor je gewaardeerde reactie.
  • 21 juni
0
  • 10 juni
  • 1
Spannend...
1
  • 11 juni
  • 0
Bedankt voor je leuke reactie.
  • 11 juni
0

Recente en relevant artikelen