Artikel.nl




Editorial Approved Badge

De weerspiegeling

De reis door tijd en ruimte (Hoofdstuk 10, Slot)

Geschreven door User Fivehunderdfiftynine
Gepubliceerd op: 22 sep 2021
9
21
8
Originele foto door Jakub Kris (unsplash)
Originele foto door Jakub Kris (unsplash)
Ik wordt suf wakker en het duurt heel even voordat ik de klok boven de tv goed kan zien. 20 minuten voor twaalf. Ik schakel niet meteen maar dan valt een heel groot kwartje.

Ik spring op en grijp mijn skipak en bril van de tafel onderweg naar de garage steek ik eerst een been in een broekspijp en daarna de andere. Al rennend steek ik mijn armen erin en trek de rits dicht.

Ik ben net klaar als ik bij de deur van de garage ben. Ik sla op de knop van de garagepoort en zie hoe die tergend langzaam open gaat. Jeetje is dat ding altijd zo langzaam?

Voordat ik in de auto stap zet ik de skibril nog boven op mijn hoofd en steek de sleutel in het slot. In de zijspiegel kijkt Sophie me heel erg boos aan. Ik kijk dan ook snel weg.

Ik draai de sleutel om en schakel naar zijn een en de auto begint al te rollen. Als de garagepoort helemaal open is rij ik zo snel mogelijk naar buiten. Zie ik in de achteruitkijk spiegel Pap met een ongeduldig gezicht. “Gas geven jongen, je bent bijna te laat.”

De klok van de auto laat zien dat het 9 minuten voor twaalf is. Ik scheur de straat uit vol gas en rij steeds harder en bij het veld aangekomen rem ik niet maar schiet met een grote boog het veld over.
Ik stuur en breng de auto zo kort mogelijk bij de barst tot stilstand door vol op de rem te gaan. Aarde en wat bladeren vliegen in het licht van de koplampen nog in het rond. Ik spring uit de auto.

En precies om 3 minuten voor 12 sta ik hijgend en met een bonzend hart bij de barst. Ik hoef niets te doen, “Ik moet het aan jullie overlaten.” mompel ik. Om klokslag 12.00 uur begint het vanuit de barst te zoemen. Het geluid wordt harder en harder en net op het moment dat ik mijn handen over mijn oren wil leggen voel ik aan me trekken.

Er komt een energie stroom uit de barst die me als het ware de barst in trekt en hoewel mijn eerste reactie is me aan iets vast te grijpen doe ik dat maar niet en laat het gewoon gebeuren.

Het zoemen gaat over in een brommen en de groenblauwe nevel verdwijnt en ik ga met een flinke snelheid richting het licht. Alsof iemand op een lichtknop drukt verdwijnt het licht ineens en raas ik door het pikkedonker. Ik zie niets , helemaal niets.

Ik begin om mijn as te draaien en mijn maag gaat alle kanten op. Om het effect wat te verminderen probeer ik me zo klein mogelijk te maken. Ik draai als een bal steeds sneller en sneller. Mijn hersenen houden het geloof ik allemaal niet meer bij.

Ik ben duizelig en misselijk en probeer rondom me te voelen om me ergens aan vast te grijpen, dit rondtollen moet stoppen anders overleef ik het straks niet.

Ik voel hoe ik zo nu en dan weg zak en telkens als ik tussendoor mijn ogen even open begin ik kleuren te zien. Alles gaat zo snel dat er geen vormen te onderscheiden zijn. Gekleurde lijnen en bogen zijn er om me heen en ik sluit weer mijn ogen.

Dan voelt het alsof ik met grote snelheid iets raak. Ik verlies mijn bewustzijn niet helemaal. Ik voel me nog steeds rondtollen maar de snelheid neemt af. Ik moet mijn uiterste best doen om niet te gaan braken.

Dan hoor ik iets wat op donder lijkt en als ik mijn ogen open zie ik een rode bliksemschicht die telkens onderbroken wordt door een blauwe. Het lijkt wel alsof ze met elkaar in gevecht zijn.
Er schiet een rode vlak langs me door en ik hoor een gil.

Was dat Mam of soms Sophie of misschien die Magda? Ik hou het niet meer, mijn spieren stoppen ermee en ik voel hoe mijn lichaam verslapt. Slap en levenloos hang ik in de ruimte.

Ik krijg mijn ogen haast niet meer open en heb inmiddels het gevoel alsof ik in een waterstroom beland word en heen en weer geslingerd wordt als in een wilde rivier. "Hoe lang nog?" Schreeuw ik het met mijn laatste energie uit. Weer kom ik heel abrupt tot stilstand.

Om me heen is het warm en zacht en langzaam wordt een donkergrijs verdrongen door een helder hemels blauw. Dan is het stil. Doodstil en in die stilte laat ik alles los. Ik kan niet meer. In een klap wordt het zwart voor mijn ogen en lijkt alles stil te staan.

Als ik weer bij kom voel ik handen op mijn lijf en zacht geroezemoes heel ver weg. Ik wil roepen “Mam, Pap zijn jullie daar maar ik kan niet.” Ik krijg mijn ogen niet open en mijn armen niet opgetild. Ik ruik een vreemde steriele geur.

Als het me eindelijk lukt om mijn ogen tot kleine spleetjes te open zie ik veel blauwe lichten. Ik hoor veel stemmen maar kan niemand herkennen. Ik moet, ik moet. Ik moet mijn ogen openen. Als het eindelijk lukt zie ik Mam en Pap als eerste naast me zitten. Ik lig in een bed. Als ik naar de andere kant kijk zien ik wat ik denk dat artsen zijn.

Dan gaat de deur open en ik zie mijn zus Sophie binnenkomen. Een jongeman heeft haar arm om haar heen geslagen en troost haar. Vol verwondering en ongeloof kijk ik naar de jongeman. Ik kijk naar mezelf. Ik voel een prik in mijn arm en voor dat ik kan reageren word om me heen weer alles zwart.

De rest van dit verhaal lezen? Dat kan hier:
Hoofdstuk 8: https://artikel.nl/de-weerspiegeling-2731
9
Geschreven door User Fivehunderdfiftynine
Gepubliceerd op: 22 sep 2021
9
21
8

Comments

  • 28 sep
  • 1
Wie had dit verwacht?!
  • 28 sep
1
  • 23 sep
  • 1
Oei, dat was niet waar je op hoopte!
  • 23 sep
1
  • 23 sep
  • 1
Wat een einde...
  • 23 sep
1
  • 23 sep
  • 1
Toch nog op tijd wakker.. Maar wat een einde!
  • 23 sep
1
  • 23 sep
  • 0
oef wat een eind
  • 23 sep
0
Laad meer

Recente en relevant artikelen