Artikel.nl




Twee sprookjes

Mijn eerste twee sprookjes voor kindertjes...

Geschreven door Yves Goudket
Gepubliceerd op: 25 aug 2021
2
19
0
Sprookjes
Sprookje : Het erwtje
Er was eens lang geleden, een erwtje Piwi genaamd, Piwi was het zoontje van meneer en mevrouw Boon. Hij hing maar wat rond op het veld tot op zekere dag men hem plukte, men hem grondig waste en men hem in een bokaaltje stopte samen met duizenden vriendjes.
Piwi huilde erg hard in het begin omdat hij helemaal niet makkelijk zat in de bokaal. Na een tijdje leerde hij zijn makkers Groentje en Lichtgroentje kennen en vond hij het al wat prettiger in die bokaal ! Ze werden dikke vrienden en zaten met hun gedrieen knusjes en gezellig aan het raam van de bokaal. Piwi keek naar buiten en zag dat ze werden opgeladen in een groot ding op wielen, na een tijdje werd het donker en hoorden Piwi en zijn vrienden niks anders meer dan het geronk van een motor, af en toe werden ze flink door elkaar geschud.
Na enkele dagen werden ze gewekt door een verschrikkelijke knal.
"Hee, wat gebeurt er ? " schreeuwde Piwi.
"Kweetniet" zegden Groentje en Lichtgroentje in koor. En een gerinkel en geklingel en geklangel volgde na de knal.
Plots bevonden ze zich op straat, want alle bokalen waren kapot. Het was aan de rand van een bos. Het grote ding met de motor lag op zijn zijkant en pufte zachtjes.
Piwi zei tegen zijn vriendjes : "Kom , we gaan er vandoor !" En zo snel hun dunne beentjes hen konden dragen rollebolden ze weg. Ze gingen het struikgewas in en na een tijdje kwamen ze bij een rivier.
"Als we nu eens een vlot maken " stelde Groentje voor. "Een vlot ? Hoe ? " zei Lichtgroentje.
"Met takjes, kijk er liggen genoeg takjes op de grond !" antwoordde Groentje. Als gekken begonnen ze met hun drieen takjes te sprokkelen en aan elkaar te knopen met gras.
"Voila " zei Piwi na enkele uren, "ons vlot is af !".
Een paar minuten later dobberden ze met hun drieen op het vlot de rivier af. Na enkele uren stroomafwaarts te gaan kwamen ze in een stad aan.
Wat een zicht, ze zagen een grote toren en enkele prachtige oude gebouwen, soms gingen ze met hun vlot onder een brug en links en rechts van de grote rivier stond een bordje met 'SEINE' op.
"Verdekke," zei Piwi, " ik denk dat we in Parijs zijn ".
"P'rijs ? Wa is da " zegden Groentje en Lichtgroentje in koor.
"Hebben jullie dan niet goed opgelet op de erwtenschool misschien ? " vroeg Piwi en hij was een beetje op zijn groene teentjes getrapt. Zijn beide vriendjes schudden het hoofd. Piwi draaide zich verontwaardigd om.
"Kijk, daar staat de Eifeltoren en daar is de Notre-Dame" en Piwi wees de gebouwen aan. "De Notre-Dame is een oude kerk waar vroeger nog Quasimodo heeft gewoond " zei Piwi.
"Hoe heet dat beest ? "vroeg Groentje.
"Laat maar " mompelde Piwi. Dan vielen ze wat later alledrie in slaap. Wat later werden ze gewekt omdat het vlot plots enorm begon te schokken. Ze wreven zich de groene oogjes uit en keken rond, vlak naast hen vaarde een enorme boot en ze moesten zich stevig vasthouden aan het vlot. Nog een uur later kwamen ze op een groot water aan.
"Dit is de Atlantische oceaan "sprak Piwi.
"D' atalantiese wat ? " zei Lichtgroentje.
Piwi besefte dat zijn beide vriendjes niet erg snugger waren en reageerde niet. Hij vroeg hen beleefd om hun erwtenmond te houden en te luisteren.
"Ik denk dat we binnen enkele uren in Afrika zullen aankomen, dat is een mooi land, waar allemaal blije mensen wonen".
Groentje en Lichtgroentje keken elkaar aan.
"In dat land is er ook veel armoede en ook oorlog, de kindjes worden er soms doodgeschoten door de oorlog " zei Piwi. Een traan verscheen op Groentje's gelaat, Lichtgroentje veegde ze weg.
"Kijk, ginds ligt China " en Piwi wees over de oceaan. In de verte zagen ze een strand en er liepen gele mensen op.
"China is een zeer groot land en daar eet men geen erwtjes maar rijst " verklaarde Piwi.
"Oh, laten we dan maar daar gaan wonen, ik wil niet opgegeten worden !" zei Groentje.
"En ik ook niet, want ik wil niet tussen wortelen of zo belanden, ik haat wortelen !" zei Lichtgroentje.
"Geen schrik vrienden, ik zorg er wel voor dat we met ons vlot op een goede bestemming geraken ! " zei Piwi weer. Enkele dagen later wees Piwi naar de horizon.
"Kijk, ginds ligt Amerika, dat noemt men het beloofde land, als je heel goed kijkt zie je de skyline van Manhattan".
Groentje en Lichtgroentje gaven hun ogen goed de kost en genoten van het zicht en de uitleg van hun vriend Piwi. Na lange tijd varen kwamen ze ook voorbij Egypte, Israel, Chili, Spanje, Frankrijk, Denemarken en nog heel wat andere landen. Dagen later kwamen ze in een klein landje aan, het bleek Belgie te zijn, volgens Piwi.
"Ik denk dat we nu in Belgie zijn " zei Piwi.
"Maar dan zal men ons oppakken en opeten " schreeuwden zijn vriendjes. Ze hadden dit nog maar net geroepen of een grote golf gooide hun vlotje op het strand. Toen ze verdwaasd op het strand lagen werden ze opgepakt door iets. Ze keken naar boven en zagen een lief blond jongetje dat hen zachtjes in zijn hand hield.
"Ooh, dit zijn mooie erwtjes voor in de les biologie " zei het kereltje. Hij stak de drie vriendjes in zijn broekzak, de volgende dag nam hij ze mee naar school en hoorden ze iemand iets vragen.
"En...jongens, hebben jullie allemaal jullie erwtjes bij ? " vroeg een grote dame.
De kleine jongen haalde de drie vriendjes uit zijn broekzak. Plots stonden er wel dertig jongetjes rondom hem.
"Wel, wel, waar heb jij die mooie en grote erwten gevonden ? " vroeg de dame.
"Ja, ik heb ze gevonden juf, echt waar !" zei het jongetje. "Okee kinderen, allemaal terug op jullie plaats nu dus je weet het als je thuiskomt steek je de erwtjes in een stuk spons en doe er water bij en laat me weten wat er gebeurt na enkele dagen, okee ? "
De kleine jongen reed wat later met zijn fietsje huiswaarts. Hij ging naar de garage en zocht een spons, hij knipte er een groot stuk uit en stopte dat stuk in een glazen bokaaltje, dan stopte hij er de drie vriendjes in en goot er water bij.
"Lekker hee " zei Piwi " zo'n douche ".
"Ja tof, maar ik krijg precies wat scheuten links aan mijn lijfje " zei Groentje. "Ik ook " zei Lichtgroentje. Ze waren verbaasd en een beetje bang. Vanop de vensterbank zagen ze dat het kereltje in de tuin speelde met zijn hond. De zon maakte hun erwtenvelletje lekker warm en ze vielen in slaap. Na een lange tijd werden ze wakker en konden ze hun ogen niet geloven, de pot zat vol bladeren die uit hun lijfje kwamen en de pot werd zelfs te klein voor hen. Elke dag kieperde het jongetje er nog wat water bij.
Na drie weken werden ze in de grond gestopt en de drie kameraadjes voelden zich uitstekend alsof het zo moest zijn, ze voelden zich geweldig ! "Misschien tot kijk vriendjes " zei Piwi en hij knikte naar Groentje en Lichtgroentje alvorens het jongetje hem in de grond stak. Ze knikten terug en werden later ook in de grond gestoken.
Na enkele weken stonden er op die plaats drie reuzenstruiken met bonen aan, zo groot als sinaasappels.
"Wel buurman, waar heb jij die superbonen gehaald ? " vroeg een man aan de vader van het kereltje.
"Mijn zoontje heeft die gevonden beweert hij !".
Na alweer enkele dagen werd plots de grond omgewoeld, als bij toeval belanden Piwi, Groentje en Lichtgroentje weer bij elkaar. De plantjes die uit hun lijf groeiden warren weg, hun haar was weg en ze hadden vele rimpels, ze voelden zich moe maar gelukkig.
"Ja" zei Piwi" we hebben goed gewerkt denk ik ", en de papa van het kind gooide de reuzenbonen in een mandje en droeg ze in het huis.
"Prachtig schat, dat zal smaken " zei een vrouwenstem.
Piwi, Groentje en Lichtgroentje keken elkaar lachend aan. Nog weken lagen ze in de zon te genieten van hun oude dag. Als ze zich verveelden vertelde Piwi over de vele landen die ze bezocht hadden. En
op een heldere sterrennacht, kwam de erwtengeest hen rustig halen, met zijn drieen vlogen ze naar de eeuwige erwtenvelden waar ze nog lang en gelukkig leefden en later erg wijze erwtengeesten werden...
Nog een sprook
De twee zoutkorrels
Siberië, ergens in de zoutmijnen.
Een snerpende wind joeg over de ijskoude vlakte. De lucht hing vol dreigende en donkere wolken, hier en daar zag je een bliksemschicht. Van leven was hier weinig of geen sprake, enkel in de zoutmijnen leek leven mogelijk al was het in erbarmelijke omstandigheden.
Maar daar, ergens diep in het zout, zaten twee zoutkorrels rustig met elkaar te praten alsof hen niks kon overkomen, tot plots een grote ijzeren schep hen met één graai weghaalde van hun familie en vrienden? Beide zoutkorreltjes huilden toen ze plots in de wind en de bijtende koude terechtkwamen.
De grote ijzeren schep gooide hen wat later met duizenden andere in een vrachtwagen, even later lagen ze weer onderaan met duizenden soortgenootjes op zich.
"Oef, we hebben geluk gehad " zei het ene zoutkorreltje.
"Zeg dat wel " zei het andere, en ze kropen wat dichter bij elkaar aan om het warmer te hebben, dan vielen ze in slaap. Plotseling werden ze wakker geschud en gleden ze vanuit de vrachtwagen in een grote trechter. "Verdomme, ik denk dat we in de zoutfabriek zijn " zei de ene weer.
"Ja maatje, ik ben er zelfs zeker van " zei de andere terwijl hij rondkeek. "Weet je wat, we kruipen naar boven en gaan een kijkje nemen" en ze wurmden zich traag maar zeker opwaarts. Toen ze bovenaan de zoutberg waren zagen ze de enorme bedrijvigheid in de fabriek. Mensen liepen als mieren door elkaar, sommigen hadden grote zakken vast en deden er zout in, anderen stonden aan machines te werken.
"Ik denk dat we niet meer lang zullen leven " zei het ene zoutkorreltje.
"Ik vrees dat je gelijk hebt " snikte het andere en een traantje gleed over zijn witte wangetje. Ze omarmden elkaar en huilden, tot ze beiden uitgleden, ze kwamen in een machine terecht en gleden over transportbanden, uiteindelijk belanden ze in een papieren zak, samen met honderden soortgenoten, bovenaan werd de zak door een machine goed gesloten.
"Wat nu ?".
"Afwachten, we zien wel ! "
Dan werden ze in dozen gestopt en na enkele dagen kwamen ze in een winkel aan waar ze in een rek gezet werden.
"Nou, ik vind het hier wel leuk "zei de kleinste zoutkorrel.
"Ik ook " zei de andere " maar zal het leuk blijven ? ".
Nauwelijks een uurtje later graaide een hand hun pak uit het rek. Een uurtje later kwamen ze in een klein glazen potje terecht met bovenaan enkele gaatjes waar ze juist door zouden kunnen. Ze keken angstig vanuit het potje naar de omgeving; ze zagen een grote man, een vrouw en twee kindjes die aan tafel zaten. Plots werd het potje vastgenomen, omgedraaid en er werd hard mee geschud, de twee korreltjes konden zich nauwelijks vasthouden, gelukkig werd het potje even later terug op tafel gezet. Telkens ze weer werden opgepakt namen ze elkaar stevig vast en konden ze niet door één van de gaatjes vallen. Dat ging zo dagen door tot er nog maar enkele honderden van hen overbleven. Daar zaten ze dan op het keuenrek naar buiten te kijken. "Kijk, er valt zout uit de lucht " zei het ene korreltje.
"Dat is geen zout domkop, dat is sneeuw " lachte het andere korreltje.
Plots kwam de vrouw de kamer binnen en leek iets te zoeken. "Schaaaaaat " riep ze naar haar man " waar staat het pak zout ?"
De man kwam even later de keuken binnen. "Het laatste zout heb ik in het zoutvatje gedaan " zei hij.
"Tja, dat is wel wat weinig om de stoep ijsvrij te houden maar ja beter iets dan niets " zei de vrouw en ze nam het potje mee naar buiten, hun hond, een grote labrador volgde haar. Beide korreltjes keken elkaar angstig aan, de vrouw draaide het potje ondersteboven en ze zagen hun soortgenootjes in de witte sneeuw vallen en verdrinken, net toen zij ook uit het potje zouden gaan vallen liep de hond onder het potje door en belandden ze met hun tweetjes in de warme pels van het dier. "Nou over geluk gesproken "zei de grotere korrel.
"Gesproken!" antwoordde de ander.
De dag daarna liep de man met zijn hond langs een grote rivier. De man nam plots een tak van de grond en riep de hond, dan gooide hij de tak weg en de hond moest hem terugbrengen. Beide zoutkorreltjes die nog steeds in de warme vacht van de hond zaten keken elkaar angstig aan terwijl de man de stok weggooide.
"Dit wordt gevaarlijk vriend "zei de ene.
"Als we in het water terechtkomen zullen we smelten !" snikte de andere. "Luister, als de hond in het water springt, springen we op die tak die daar drijft okee ?!" zei de moedigste korrel. De andere knikte. De hond liep snel naar het water en nam een reusachtige sprong.
"Springen !!!" riep de ene korrel. Beiden sprongen ze uit de pels recht op de drijvende tak en zonder nat te worden dreven ze wat later verder de rivier af. "Oef, dat scheelde niet veel " zei de ene weer.
"Niet veel " zei de kleinste terug. Dagen aan een stuk bleven ze ronddobberen en dreven ze waarheen de tak hen bracht. Na een tijdje zagen ze allemaal ijsbergen voor zich opdoemen.
"Miljaar, ik denk dat we naar de Noordpool aan het drijven zijn " zei de ene. "Dat kan niet" zei de kleinere korrel '" ik wil naar huis ". De grotere korrel nam de andere stevig vast en zei ;
"snap je het dan niet dat we gered zijn, het is daar erg koud, het ijs zal nooit smelten en omdat het ijs niet smelt zullen wij ook niet smelten, we zijn gered, voor altijd !"
De kleinere keek hem glimlachend aan? "Voor altijd ? " vroeg hij.
"Ja, voor altijd "knikte de grotere korrel. En enkele uren later werd de tak door het water tegen een enorme ijsberg gesmakt en beide zoutkorreltjes belandden op de top ervan. De zon scheen op hun wit velletje.
"Goed hee, dankzij de zon is het niet te koud en dankzij het ijs smelten we niet ! Jaren en jaren bleven ze op de ijsberg wonen en volgens de legende kwamen er nog meer zoutkorreltjes bij. Langzaam maar zeker veranderde de ijsberg in een gigantische zoutpilaar en terwijl alle mensen al van de aarde verdwenen waren zat de hele zoutgemeenschap op de berg ! Beide moedige zoutkorreltjes hadden elk een zoutvrouwtje gevonden en ze hadden vele zoutkindertjes. En natuurlijk, zoals altijd leefden ze nog lang en gelukkig...
2
Geschreven door Yves Goudket
Gepubliceerd op: 25 aug 2021
2
19
0

Recente en relevant artikelen