Hier hadden we elkaar uitgezwaaid
Onze haren voor onze ogen gewaaid.
Sindsdien is alsof ik op dagdromen vaar
verdwaald, haal ik zoute visioenen door elkaar.
Zie ik kinderen bij zandkastelen knielen
terwijl laatste stemmen in de branding wegvielen.
De zilvermeeuwen in vlucht
De zomer vergeet, de zee zucht.
De lucht verkleurt en zij verzinnen,
Figuranten van het geestesoog.
En op de achtergrond alleen nog het suizen,
In golven blijven wonderen huizen.
De zee zal zacht nieuwe uren influisteren
zolang we zwijgen, zolang wij luisteren.
Misschien zijn we dwaalgasten
Verdwaald in de witruimtes,
maar onzichtbaar verwant.
Iets dat ondergesneeuwd lijkt,
maar slechts verbloemd is
door zichzelf ingehaalde tijd.
Weet dat je tot ver in mijn dromen reikt.
zingen woorden altijd door.
Wie weet waar wij belanden
In de lege straten van een gedachten koor.
Daar waar de stemmen stiller zijn,
Waar het einde altijd open blijft.
Daar weet ik je hopelijk te vinden,
in het zeldzame licht van de tussentijd.
Waar eerste sneeuwklokjes zijn en
en het liedje zichzelf schrijft.
Ondertussen verzin ik vogels op lege takken zonder bladeren
Zou in de verte al de lente naderen?
laat mij maar door ons zoete dwaalspoor bladeren.
onder invloed van de nacht,
hervat wazig een stilleven
zoek mijn donkerste donker
Mezelf op glunderen betrapt
De tijd blijft me inhalen
Comments
- 20 mei
1