Ik heb haar kant van het bed tot ver over het midden volgelegd
met spullen en leg er elke dag wat post, een trui of afval bij
zodat het op beweging lijk en daarmee haar aanwezigheid.
Het is krap dertig centimeter die ik nu nog om te slapen heb
en ik kan me niet meer draaien zonder daarbij iets hards
te raken, of dat iets dan mijn gezicht bedekt.
In een droom gaat mijn telefoon. In het echt belt zij me
wakker. 'Ik sliep, nachtmerrie, nu nog banger.' We knuffelen
op afstand tot zij ophangt, ik maar weer in slaap val.
We zijn niet langer vreemden van elkaar, toch
weet ik niet of ik haar echt ken. Ze wil me niet, voelt geen snars
maar voert een tamelijk aanhankelijke koers. Dan lig ik plots
weer op de vloer en denk: Het is koud waar ik niet ben.
Comments
- 21 juni
0- 21 juni
0- 21 juni
0