Eigenlijk drink ik al thee zo lang ik me kan herinneren. En dat theedrinken heb ik niet van huis uit meegekregen. Want in de 'bourgondische' Limburgse eet- en drinkcultuur waarin ik ben opgegroeid speelde thee geen rol van betekenis. Sterker nog: het werd geassocieerd met ziek, zwak en misselijk. Wanneer je maag van streek was bijvoorbeeld, dan was een kopje thee met een beschuit een probaat middel om 'weer wat aan te sterken'.
Natuurlijk heb ook ik ooit koffie gedronken, maar langzaamaan, en wellicht zonder aanwijsbare reden, vond ik koffie steeds minder lekker. Geleidelijk aan begon ik meer thee te drinken als alternatief om uiteindelijk alleen maar thee te drinken.
Door de jaren heen heb ik me dapper door alle vooroordelen heen geworsteld.
En dus af en toe haast een veldslag moeten leveren om een kopje thee te kunnen bemachtigen. Serieus. En dan tel ik de talloze verbaasde gezichten maar niet mee wanneer ik alle moed bij elkaar raap om, tegen beter weten in, tóch om een kopje thee te durven vragen.
Op vergaderingen en bij evenementen is, eerlijk waar, thee nog steeds een stiefkindje. Ik herinner me levendig een bijeenkomst in een écht kasteel met een échte gravin. Ik was uitgenodigd om samen met 'verenigingsmensen' uit het dorp te praten over een te organiseren evenement op het kasteel. Voortvarend, met een thermoskan in haar handen, vroeg de gastvrouw: ‘Koffie?' 'Nee dank u, ik drink geen koffie', antwoordde ik, 'is er ook thee ?' Vol verbazing keek mevrouw de gravin mij aan. 'Nee, iek heb keen thee', zei ze in gebroken Duits, 'als u keen koffie wilt, dan krijgt u nieks!' Tot grote hilariteit van alle aanwezigen, die na deze onverwachte 'eenakter', net als ik, dachten dat er dan op zijn minst een glaasje water op tafel kwam. Maar ook dat kwam er niet, de volle anderhalf of twee uur van de vergadering lang.
Nu is dit misschien meer een staaltje van onvermogen in de brede zin van het woord, maar ook op plaatsen waar je een professionelere houding mag verwachten, gaat men glansrijk de mist in. Mijn vrouw en ik zijn, zeker in de zomer én als het weer meewerkt, fervente terrasjesmensen. De bestelling is dan haast standaard: 'één koffie (voor mijn vrouw) en één thee (voor mij).'
En als vanzelfsprekend zet men míj de koffie voor en mijn vrouw de thee. Of het personeel komt met een super-de-luxe, minstens 24-vaks theedoos die met een routineus gebaar onder de neus van mijn vrouw wordt gehouden.
Wat te denken van een dienblaadje waarop één kopje koffie en één glas thee dat bij het neerzetten zó gedraaid wordt, dat de thee bij mevrouw staat. Waarop één van ons, bijna demonstratief, het dienblaadje weer omdraait.
Maar goed, soms wordt er wél gevraagd. 'De thee is voor …?' Dan krijg ik keurig een kopje heet water voorgezet, maar laat de thee zelf nog op zich wachten.
En als dan uiteindelijk ook de thee gearriveerd is, dan blijkt er geen onderzetter te zijn voor het zakje.
Ook de variatie in theeglazen- en kopjes in de horeca doet vaak een regelrecht beroep op de vindingrijkheid van de theedrinker. Zo zijn er statige glazen op een voetje maar met een piepklein oortje wat nauwelijks houvast biedt. En dus helemaal niet berekend op, daar gaan we weer, de doorsnee, vaak wat stevige mannenknuist.
Comments
- 14 juni
0